Hup wetenschappers!
Het zit er weer op, helaas, onze vakantie in Frankrijk. Dit jaar gingen we weer ouderwets met de tent, want dat was namelijk alweer drie jaar geleden. Jammer genoeg ging ook dit keer wederom onze ongenode gast ‘diabetes’ mee. Zoals altijd, eigenlijk.
Zelfs voor geroutineerde diabetesouders zoals wij, vergt dit feit toch altijd weer wat voorbereiding en denkwerk. Wat neem je allemaal precies mee? En hoeveel van alles? Als het gaat om insuline weet ik inmiddels dat dit in Frankrijk altijd wel ergens te krijgen is. Dit dankzij eerdere vakantie-ervaringen waarin het één en ander mis ging. Maar spullen als reservoirtjes en infuusinschieters voor de pomp zullen hoogstwaarschijnlijk niet bij elke ‘pharmacie’ te krijgen zijn, ook al zijn ze echt heel goed daar!
Na het inpakken van de spullen volgt dan altijd nog het nadenken over de reis. Waar in de auto is de beste plek om de insuline en de noodspuit te bewaren, bijvoorbeeld. Die moeten tenslotte toch enigszins koel blijven. En dan bewaar ik meestal toch ook nog een extra ampulletje in mijn handtas. Je weet maar nooit. Daarnaast moeten we uiteraard zorgen dat we altijd druivensuiker en extra koeken binnen handbereik hebben.
Op de camping zelf is het ook altijd nog even zoeken naar een koele plek voor de insuline en noodspuit. Gelukkig had onze camping een fijne grote koelkast voor algemeen gebruik. De insuline bleef zo heerlijk koel tussen de flessen wijn en Franse kaasjes.
En dan is het óók nog een kunst om te zorgen dat het één en ander goed vindbaar blijft, in de kampeerspullenchaos die toch altijd ontstaat na een paar dagen. Al met al meestal toch nog wat gedoe. Naast het gewone gedoe dat kamperen heet.
Gelukkig waren er dit keer helemaal geen problemen met mijn dochter d’r diabetes! Dat is ook wel eens anders geweest. Eigenlijk ging alles bijna van een leien dakje nu. Uiteraard waren er wel kleine incidenten, zoals nachtelijke hypo’s. Maar die zijn er altijd. Alleen dan meestal niet in een tent. Met ritsen…
Omdat onze dochter vrienden op de camping had gemaakt en daarmee tot middernacht zat te maanzingen rond het kampvuur, kwam ze nog wel eens laat de tent ingestruikeld. En het kwam ook voor dat het schatje dan plotseling een hypo had. Ik vrees daarom dat onze campingburen ons ’s nachts regelmatig vervloekt zullen hebben om het geluid van open- en dichtgaande ritsen:
Zzzip! Daar kwam mevrouw dan door de rits naar binnen. “Mam, waar is m’n meetsetje?” “Oh, dat ligt nog in die tas die onder de luifel staat.” Zzzip! Dochter weer door de rits naar buiten. Zaklampen aan. “Mam, ik zit laag, waar ligt de dextro? En hebben we nog koekjes ergens?” Lagen die verdraaide koeken en dextro nou buiten of in de tent? Of misschien toch in die tas in de auto? Zzzip! Rits weer open, moeder komt wel even uit de tent om te helpen zoeken.
En dan is het óók nog een kunst om te zorgen dat het één en ander goed vindbaar blijft, in de kampeerspullenchaos die toch altijd ontstaat na een paar dagen.
Kortom: rumoer waar onze campingburen niets van begrepen zullen hebben. Want, nog iets dat anders was dit jaar; niemand wist van mijn dochters diabetes. Daar waar ik me vroeger genoodzaakt voelde om bijvoorbeeld de halve camping in te lichten, vind ik dat ze nu zelf mag beslissen wie ze wat vertelt. En aangezien ze een puber is die niet anders wil zijn dan de rest, vertelde ze niemand iets. Bij het zwembad was haar infuus dit jaar goed verstopt onder haar bikinibroekje. Gelukkig maar dat alles steeds goed is gegaan.
Maar ik denk wel eens aan later. Ze heeft zo’n levenslust en wil zó graag vrijheid voelen en de wereld verkennen. Hoe gaat ze dit dan allemaal zelf doen? Als een eenvoudige vakantie naar Frankrijk al zo’n voorbereiding vergt, hoe moet dat dan over drie jaar als ze op roadtrip door Europa wil? Of nog erger: als ze later wil gaan backpacken in Azië bijvoorbeeld!?
Mijn hoop is gevestigd op de wetenschap. Er zijn de laatste jaren zóveel ontwikkelingen. Er komt slimme insuline aan. Een kunstmatige alvleesklier. Sensoren worden alsmaar beter. Getransplanteerde bètacellen kunnen straks in een klein verpakkinkje geplaatst worden in de lever. Wellicht kunnen van stamcellen ook wel bètacellen gemaakt worden. En heel, heel misschien lukt het iemand om die donderse fout in het immuunsysteem te herstellen!
Ik zou dus nogmaals willen roepen: “Hup, wetenschappers! Er is haast bij geboden! Nog maar drie jaar de tijd tot aan die verdraaide roadtrip! Zet ‘m op!”