Een kind met Diabetes Type1
Show MenuHide Menu

Tegen de vlakte

7 februari 2014

Weinig andere mensen zullen zo veel met naalden en prikken te maken hebben als mensen met Type 1 Diabetes. Zo ook mijn dochter. Vanaf haar achtste jaar prikt ze dapper een keer of zes tot tien per dag in haar vingers. Voordat ze een pomp kreeg injecteerde ze zichzelf zo’n vijf keer per dag in haar benen en buik. Maar een paar jaar geleden kreeg ze die pomp, dus dit scheelde weer wat in de hoeveelheid blauwe spuitplekken op haar benen. Nu hoeft ze dus geen insuline meer te injecteren, maar brengt ze om de dag een klein infuus aan in haar buik. Dit gaat met een soort schietapparaat. Ik heb het ook een keer gedaan bij mezelf en ik moet zeggen; ik vond het geen prettig gevoel. Ook dit zijn natuurlijk gewoon naaldjes in je buik.
Veel mensen veronderstellen altijd dat door de pomp de vingerprikken niet meer nodig zijn. Dat is niet zo. Die zijn nog heel hard nodig.
Je zou dus denken dat – waar het naalden en bloed betreft – mijn dochter wel wat gewend is. Helaas, niets is minder waar!   

De eerste keer dat dat duidelijk werd was bij een grote jaarcontrole in het ziekenhuis. Toen moesten er wat buisjes bloed afgenomen worden. Ik had eigenlijk eerst niets in de gaten, tot dat we op stonden om weer weg te gaan. Lijkbleek was mijn dochter ineens. Gelukkig was de verpleegkundige alert en zorgde dat mijn kind even ging liggen. Eigenlijk dacht ik toen dat het door het bloed kwam, er zijn wel meer mensen die daar niet tegen kunnen.

De huisarts kwam binnen met een enorm, vooroorlogs apparaat

En zo zijn er de afgelopen jaren wel vaker momenten geweest dat mijn kind enigszins onwel werd. De eerste keer infuus inbrengen. De inentingen tegen het HPV-virus. Maar meestal ging het eigenlijk nét wel goed. Tot die laatste keer toen we de griepprik gingen halen bij de huisarts.

De griepprik wordt altijd met klem geadviseerd als je diabetes hebt. Een klein griepje kan namelijk bij een diabeet leiden tot flinke ontregeling. Uit solidariteit ‘neem’ ik er altijd ook één. Omdat we de gewone massa-vaccinatie-dag gemist hadden, waren we slechts met ons tweeën. De assistente stuurde ons een klein onderzoekskamertje in waar het vreemd rook en het heel erg warm was. Dit zal ongetwijfeld meegespeeld hebben. Als stoere moeder liet ik me natuurlijk eerst prikken. Daarna mocht mijn dochter. We maakten nog wat grapjes over dat mijn kind wel wat gewend was qua naalden en prikken als dappere diabeet zijnde. Toen de assistente klaar was met vaccineren, zag ik mijn dochter wat wazig in de verte staren met haar mouw nog steeds opgestroopt. Ik zei tegen haar dat die mouw wel weer naar beneden mocht. En op dat moment gebeurde het: mijn dochters ogen draaiden omhoog en ze zeeg neer. Ik was gelukkig net op tijd om haar op te vangen en voorzichtig neer te leggen. En ik weet nog dat ik dacht: “Dit is flauwvallen, géén hypo!”. Het was voor mij trouwens überhaupt de eerste keer dat ik iemand zag flauwvallen. De assistente schrok natuurlijk ook en gaf me gelijk een bekertje water aan. Maar het leek me niet zo verstandig dit in die bewusteloze mond te gieten. Gelukkig gaf ze daarna een kussentje om onder het hoofd van mijn dochter te leggen, dat was een beter idee. Het duurde maar even, trouwens. Al heel snel kwam mijn dochter weer bij. En al rap zat ze weer rechtop, klaar om naar huis te fietsen.
Ondertussen was de huisarts ook gewaarschuwd en kwam even kijken. In overleg met hem leek het me een goed idee om mijn kind haar bloedsuiker even te laten checken. Voor de zekerheid. Maar stom genoeg had ze haar glucosemeter niet bij zich. Dus ging de huisarts de glucosemeter van de praktijk wel even halen.
Toen hij binnen kwam met een enorm, vooroorlogs apparaat zag ik mijn dochter opnieuw wit wegtrekken. Vooral door de prikker die erbij hoorde. Die leek verdacht veel op zo’n prikker waar mijn kind vroeger een figuurtje mee uit een kartonnetje stanste. Ik keek mijn dochter aan. “Voel je je weer goed?”. “Ja”, antwoordde ze. In mijn verbeelding zag ik haar nog eens tegen de vlakte gaan door die prikker van de huisarts. Dus ik nam het zekere voor het onzekere. “Oké, laat het meten dan maar even zitten”, zei ik, “we gaan”. Opgelucht fietsten we naar huis.

1 Comment
20 maart 2016 at 10:52

treffend…
Het roept bij mij het volgende beeld op:
aan een fulltimekoorddanser zie je niet meer hoe moeilijk het is, maar het smalle koord blijft nog steeds het smalle koord.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


Maak eerst dit rekensommetje (ter beveiliging) *